‘Orde van de Cisterciënzers van de Strikte Observantie’ beter bekend als

‘de Trappisten’.


De Cisterciënzer orde

De Cisterciënzerorde gaat in feite terug op Sint-Benedictus. Toen Sint-Benedictus in de vijfde eeuw begon met monniken in gemeenschappen rond zich te verzamelen en kloosters te stichten, bestonden er al ruim een eeuw christelijke monniken. Aanvankelijk waren het kluizenaars of eremieten die leefden in de woestijnen van het Nabije Oosten, volgens een uiterst strenge levenswijze. Sint-Benedictus matigde deze strenge levenswijze. We vinden de neerslag van zijn bevindingen in zijn Regel voor Monniken. Deze Regel werd weldra een van de meest verspreide kloosterregels. Daar kwam de eerste grote middeleeuwse kloosterorde uit voort: de ‘Orde van Cluny’ of de ‘Cluniacenzers’. In de twaalfde eeuw waren er monniken die de beleving van de Regel in de toenmalige benedictijnenkloosters niet meer in overeenstemming ervoeren met de oorspronkelijke inspiratie ervan. Robertus van Molesme, een benedictijnenabt, besloot een nieuw klooster te stichten te Cîteaux, in het Latijn ‘Cistercium’. Daarvan is de naam ‘Cisterciënzers’ afgeleid. Het zogenaamde ‘Nieuwe Klooster’ werd immers de bakermat voor een nieuwe orde: de ‘Orde van Cîteaux’. Of met andere woorden: de ‘Cisterciënzers’. 1098 geldt als het officiële stichtingsjaar. De stichting verliep niet van een leien dakje. Uiteindelijk is er sprake van drie stichters: de vermelde abt Robertus – die genoopt werd naar zijn gemeenschap te Molesme terug te keren –, abt Albericus en abt Stephanus Harding. Vaak wordt verkeerdelijk gedacht dat Bernardus van Clairvaux de stichter was van de orde. De zogenaamde ‘Cisterciënzers van de Gewone Observantie’ werden ooit ook ‘Bernardijnen’ genoemd. Bernardus van Clairvaux oefende in ieder geval een grote invloed uit op de geest en de spiritualiteit van de Orde en door zijn toedoen en zijn invloed kende de Orde gedurende de twaalfde eeuw – de ‘gouden eeuw van Cîteaux’ genaamd – een enorme uitbreiding. Door zijn prediking en zijn geestelijke geschriften drukte Bernardus bovendien een onmiskenbare stempel op heel het christelijke geestesleven. De bouw van de vele nieuwe kloosters over heel Europa, deed een invloedrijke architectuurstijl ontstaan. De monniken leverden met hun grote landbouwontginningen bovendien een onmiskenbare bijdrage tot het ontstaan van de vrije markteconomie en de culturele ontwikkeling van Europa.

Leven van gebed

Het leven in een trappistenabdij is helemaal gericht op de beschouwing of de contemplatie. Onder leiding van een abt en volgens de bepalingen van de Regel van Sint-Benedictus wijden de monniken zich boven alles aan het gebed, in afzondering en stilzwijgen. Het meest zichtbare gedeelte van dit gebed is de dagelijkse viering van de eucharistie en van het koorofficie, zes maal per dag. Verder wijdt de monnik de belangrijkste delen van de dag – naast de dagelijkse noodzakelijke handenarbeid – aan geestelijke lezing en persoonlijk gebed. Alle taken en diensten in het klooster zijn er om het voortdurend gebed mogelijk te maken. De monniken leven als broeders in gemeenschap om door wederzijdse aanmoediging en onderlinge dienstbaarheid in dit voortdurend gebed steeds bij God aanwezig te kunnen zijn. Met Sint-Benedictus noemen zij hun broedergemeenschap dan ook een ‘School voor de Dienst van de Heer’.

Het leven in gemeenschap

In het spoor van de abdij van Cîteaux – waar de naam ‘Cisterciënzers’ van is afgeleid – beschouwen de monniken hun gemeenschap als een ‘Leerschool in Broederlijke Liefde’. Een Schola Caritatis. De ‘kennis’ die in deze school wordt verworven is immers ‘liefde’. Deze liefde is echter niet alleen de broeders in de eigen gemeenschap voorbehouden. Volgens een Carta Caritatis – een ‘liefdeshandvest’ – weten alle gemeenschappen van de Orde zich niet alleen innig met elkaar verbonden, maar ook metterdaad voor elkaar verantwoordelijk. En dat niet alleen: deze liefde wordt voltooid in solidariteit met alle mensen.

Leven van arbeid

Het aan Sint-Benedictus toegeschreven devies ‘Ora et labora’ (bid en werk), is voor de Trappisten geen loze aansporing. Arbeid is een belangrijk onderdeel in hun kloosterlijke dagorde. Zo is er de dienstbaarheid binnen de gemeenschap en de dienstbaarheid ten aanzien van de naaste, in het bijzonder bij het gastenonthaal en het caritatieve dienstbetoon. Volgens Sint-Benedictus moeten monniken ook instaan voor hun eigen levensonderhoud. En volgens een oude monnikentraditie, is wat ze daarbij overhouden bestemd voor mensen in nood. Om dat te kunnen, ontwikkelen de Trappisten van oudsher allerhande ambachtelijke en industriële bedrijvigheid. In de Abdij van Westmalle is er een boerderij, een kaasmakerij en – ongetwijfeld het meest bekend – een bierbrouwerij. Kortom, het leven van de monniken is ook een leven van arbeid.